Wij gebruiken cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruiksgemak te verbeteren. Lees meer over cookiesSluiten

Log in om de beveiligde documenten te downloaden

Artikel 30  Onderbrekingstoeslag
  1. De rijdende werknemer heeft recht op een onderbrekingstoeslag bij alle typen vervoer. De onderbrekingstoeslag bedraagt € 13,41.
  2. De in de leden 1 en 5 genoemde toeslag wordt niet toegekend, indien de onderbreking 8 uur of langer duurt.
  3. Onder een onderbreking (van de diensttijd) wordt verstaan de tijd waarover een chauffeur op standplaats vrij kan beschikken en dus géén werkzaamheden verricht.
  4. a.  Er wordt per dienst één onderbrekingstoeslag toegekend, indien de diensttijd langer dan 1 uur wordt onderbroken en de totale diensttijd niet meer dan 12 uur bedraagt.

    b.  Voor zover de totale diensttijd meer dan 12 uur bedraagt en er meer dan één onderbreking als hiervoor bedoeld plaatsvindt, worden per dienst maximaal twee onderbrekingstoeslagen toegekend.

    c.  De onderbrekingstoeslag is niet verschuldigd indien er sprake is van aaneensluitende werkzaamheden, zijnde niet exclusief vervoerswerkzaamheden, bij een taxi en/of touringcarbedrijf dat deel uit maakt van eenzelfde holding; dit met in achtneming van het bepaalde in artikel 19, namelijk dat één maal per diensttijd één onderbreking van minder dan 61 minuten niet geacht wordt arbeidstijd te zijn.

  5. De onderbrekingstoeslag mag worden verminderd tot € 8,49 wanneer de werknemer de bus (of ander gemotoriseerd vervoer nadat schriftelijk dispensatie is verleend door CAO-partijen) op vrijwillige basis mee naar huis neemt en wel indien de rit eindigt op of nabij de plaats waar de werknemer woonachtig is en de rit volgend op de onderbreking ook op deze plaats aanvangt.